1. Wat zijn er voor soorten spieren?
De grootste spiermassa in het menselijk lichaam bestaat uit skeletspieren. Dat zijn zogeheten dwarsgestreepte spiercellen, zo genoemd vanwege het streepjespatroon dat myofibrillen (functionele eenheden van spiereiwitten) vormen. Bij intensieve activiteit raken deze spiercellen uiteindelijk uitgeput.
In organen en in de wanden van bloedvaten zitten zogeheten gladde spiercellen. Deze zijn niet bewust te sturen en kunnen zonder vermoeid te raken actief blijven.
In het hart bestaat ten slotte nog een derde type, de hartspiercellen. Die zijn ook dwarsgestreept, maar in tegenstelling tot skeletspieren staan ze niet onder bewuste controle en raken ze niet vermoeid.
2. Wat is het effect van trainen op spieren?
Door herhaalde oefeningen worden de spieren krachtiger. Dat gebeurt in eerste instantie door zogeheten neuromusculaire adaptatie. Dat houdt in dat er meer zenuwuitlopers ontstaan op de individuele spiervezels, en dat spiergroepen een betere onderlinge coördinatie krijgen, waardoor de beweging efficiënter wordt. De souplesse neemt verder toe doordat de natuurlijke remming op de activiteit van motorneuronen afneemt.
Pas na aanhoudend trainen groeien de spieren zelf. Door een verhoogde aanmaak van spiereiwitten komen er meer myofibrillen per spiercel. Het aantal mitochondriën in de cel neemt toe evenals de opslagcapaciteit van glycogeen, waardoor er meer energie vrijgemaakt kan worden. Ook de doorbloeding van de spierbundels neemt toe.
3. Wat is spierpijn, spierstijfheid en spierkramp?
Tijdens intensieve activiteit kan pijn in de spieren optreden. Tot voor kort werd dat toegeschreven aan de ophoping van melkzuur, maar wetenschappers denken daar nu anders over aangezien melkzuur zelf een uitstekende brandstof is voor spiercellen, beter dan glucose. In plaats daarvan wordt de ‘verzuring’ waarschijnlijk veroorzaakt door andere afbraakproducten zoals pyrodruivenzuur en ammoniak. Maar dat is niet het hele verhaal, want ook de elektrolytenbalans in de cel heeft een rol.
Vertraagde spierpijn die gepaard gaat met stijve spieren treedt pas 8 tot 24 uur na de inspanning op en kan nog dagen aanhouden. Dit is het gevolg van overbelasting waardoor er kleine beschadigingen aan de spiercel zijn ontstaan. In reactie daarop ontstaat een ontstekingsreactie waarbij de cellen weer gerepareerd worden. Theoretisch zijn de spieren na dat herstel beter aangepast aan de activiteit.
Bij spierkramp trekt een spier zich krachtig en pijnlijk samen. Die kan optreden tijdens of na intensief gebruik van de spier, en vermindert door rekken.
4. Kan iemand, eenmaal volwassen, nog nieuwe spiercellen aanmaken?
Ja. In de spieren zitten gespecialiseerde stamcellen – ‘satellietcellen’ – die wanneer ze zich delen een nieuwe spierkern en een nieuwe satellietcel opleveren. De nieuwe spierkernen helpen beschadigd spierweefsel regenereren en maken spiergroei door training mogelijk. Er zijn aanwijzingen dat de satellietcellen bij het ouder worden steeds minder zorgvuldig delen, waardoor hun aantal afneemt en het regeneratievermogen van spieren ook afneemt.
5. Waardoor verliest iemand op latere leeftijd zijn kracht in de spieren?
Volwassenen verliezen elke tien jaar gemiddeld 3 tot 8 procent van hun spiermassa – waarschijnlijk door een vicieuze cirkel. Mensen worden door spierverlies langzaamaan slechter ter been, waardoor zij nog minder gaan lopen. Onderzoek van het team van spierfysioloog Luc van Loon heeft echter laten zien dat spieropbouw bij jongeren en ouderen even snel verloopt als zij dezelfde voeding en training krijgen. Het verlies aan spierkracht bij ouderen is waarschijnlijk het gevolg van een suboptimale voeding in combinatie met te weinig beweging.
6. Hoe komen eiwitten in de spieren?
Voordat eiwitten uit de voeding benut kunnen worden, moeten ze eerst afgebroken worden tot aminozuren. Het lichaam gebruikt deze aminozuren vervolgens om nieuwe eiwitten op te bouwen. Het lichaam kan overigens ook zelf aminozuren maken, maar niet alle twintig soorten die nodig zijn voor het maken van eiwitten. Acht aminozuren zijn ‘essentieel’, wat wil zeggen dat het lichaam ze niet zelf kan maken en dat de voeding dus de enige bron is.
In de maag breekt het enzym pepsine onder invloed van maagzuur al lange eiwitketens af. In de twaalfvingerige darm komen daar alvleeskliersappen bij waarin enzymen zitten die de stukje eiwit verder opknippen. Enzymen uit de darmwand doen het laatste knipwerk zodat eiwitten uiteindelijk tot losse aminozuren kunnen worden verteerd. Die worden vanuit de dunne darm vervolgens opgenomen in het lichaam.
De dagelijkse minimale eiwitbehoefte is pakweg 46 gram voor vrouwen en 56 gram voor mannen. Actievere mensen hebben iets meer nodig. Overtollige aminozuren uit het dieet gebruikt het lichaam simpelweg als brandstof, als alternatief voor suikers en vetten.
Bron: NRC